Op de een of andere manier ben ik snel thuis in het Noorden en zeker in deze stad en bij deze collegae. Ook geen rozengeur en manenschijn natuurlijk want overal is wat, maar het bruist. Het bruist van initiatieven, positiviteit en toekomstgerichtheid. Veel plannen, waarvan maar enkelen het zullen halen, maar in ieder geval heel veel plannen en geen navelstaarderij.
In ieder geval weer opgeladen om met Noordse nuchterheid de issues van hier aan te pakken.
Mijn hotel staat blijkbaar in de alle Aziatische reisboekjes want meestal bevind ik mij in gezelschap van Chinezen of Japanners. Zij komen nooit alleen zoals ik, zij komen in groepen, mega groepen.
Vroege vogels, net als ik, om de dag goed te benutten. Hele kleine en dunne mensjes, en daarom keek ik des te meer mijn ogen uit naar hun gestapelde bordjes. Van elke hoek van het ontbijt buffet werd ruim gekozen. Stukken kaas die op een kaasplank niet zouden misstaan op 1 ontbijtbordje. De beroemde Deense worstjes, spek en ei. De beroemde Danish Blue, de superverse zoete broodjes en het gewone spul, het brood en beleg. Niet te vergeten de yoghurt en de muesli, het fruit.
Ik was er maar kort getuige van maar ik ben er zeker van dat het is opgegaan.....maar waar het blijft??
Iedereen kent ze, de Japanner met mondkapje. Je ziet ze wel op tv, fietsend door de stad in de uitlaatgassen. In elke groep is er wel eentje. Deze keer een jonge vrouw, ik volgde haar met mijn ogen. Ik wilde weten hoe ze zou eten met het kapje. En ik vroeg mij af waarom ze het droeg. Bang voor besmetting door anderen? Zelf behept met iets? Toen ze langs mij liep richting de saladebakken hoorde ik een hoestje, een heel raar en verontrustend hoestje en opeens was ik wel enthousiast over het kapje en gaf ik haar gelijk dat ze het droeg. Overigens......toen ze eindelijk aan tafel zat, ging het kapje af en viel ze gewoon aan, net als alle andere kleine en dunne mensjes.
Inmiddels heb ik een stamrestaurantje. Klein, in een souterrain en niet ver van mijn hotel. Het is een Vietnamese bistro. Er zitten heel veel Vietnamezen hier, grote sjieke restaruants, de gyórsétterem maar dit is een speciale. Klein en gezellig en netjes. En ze hebben een menu van het huis dat heerlijk is. Uiteraard de kleine loempia's, dan een superverse salade met pittige, gemarineerde beef, met citroengras, koriander en voor mij met extra pepertjes. Het toetje is naar keuze en deze keer ging ik voor een zonnetje op mijn bord.
Op de terugweg was er een computerstoring in het koffer sorteer systeem op de luchthaven. De rijen groeiden per seconde en de omroeper maakte overuren om ons bij te praten en om excuses te vragen. Het inchecken had ik zelf al gedaan bij een pilaar maar mijn koffer moest nog. Als duveltjes uit doosjes kwam er extra personeel. Uit alle hoeken en gaten. Met walkie talkies en witte overhemden met naambordjes. Reizigers voor London werden uit de rijen geplukt om voor te gaan, het vliegtuig ronkte al voor vertrek. Uiteindelijk kwam mijn koffer bij een heleboel andere koffers te staan, goed bewaakt door security. Alle bestemmingen bij elkaar en ik vroeg mij af of het goed zou komen. Op de terugweg is het nooit erg, dus gerust op een goede afloop, stond ik lang te kijken en te overwegen bij de horloge vitrine en kocht ik een halve liter verse jus d'orange.
Ik vloog een low cost, maar wel een ruime en een goede. Echt een goede die zelfs WIFI biedt als het riemen vast teken is uitgedaan. Gratis WIFI. En wat is er nou leuker om te gaan mailen dat je er aan komt en dat je de zee ziet en die beroemde brug tussen Dk en Sw.
De zee. Wat zou het toch fijn zijn als die zee hier ook was. Zo dichtbij als daar en zo voelbaar aan de wind en zo te merken aan alle zorgen die blijkbaar daar sneller wegwaaien of niet eens de kustlijn oversteken.
En de koffer rolde gewoon van de band in Budapest, zonder problemen.
De brug die ook nog tunnel wordt |
Zo heerlijk om de zee te zien |
Een aanrader |
Bij de Vietnamees |
Nog een keer |