zondag 5 augustus 2012

Kazernes en kastelen


De eerste keer dat ik in Budapest was, inmiddels al weer 38 jaar geleden, gingen we natuurlijk ook met de metro. Op de blauwe metro lijn heet 1 van de haltes, Klinikák. Niet zo moeilijk, ook niet voor een kind van 10, dat is natuurlijk het meervoud van kliniek en als kind was het uiteraard leuk om dat streepje op de á te vergeten, en, eerlijk gezegd, als volwassenen doen we het in onze familie nog.....

Toen ik hier ging wonen en af en toe een paar dagen naar de Grote Stad vertrok, ben ik ook daadwerkelijk uitgestapt en heb rondgelopen. Die halte Klinikák doet zijn naam eer aan. De straat is een aaneengesloten rij van grote, kazerne achtige gebouwen. De mannen in pyama op de balkons of de vrouwen in peignoir bij het voorportaal vertellen de functie van de gebouwen en natuurlijk de gebeeldhouwde opschriften boven de grote deuren.
Binnen ben ik niet geweest. Uiteraard niet.

Afgelopen week was ik weer een dagje op pad buiten kantoor, voorlopig de laatste dag in het kader van het project. Mijn collega pikte me op en samen reden we richting ziekenhuis. Ik dacht te weten waar ik terecht zou komen, ik was immers uitgestapt bij Klinikák? Tot mijn verbazing heb ik toentertijd nog niet de helft gezien.
Als je met diezelfde metro nog een halte verder rijdt, naar Nagyvarad tér, ook dan kom je uit te midden van ziekenhuizen, straat na straat, gebouw na gebouw, hele blokken vol met zieken, bezoek of de gelukkigen zoals wij die kunnen komen en gaan op eigen verzoek.

Als je niet weet in welk gebouw je moet zijn....maar iedereen schijnt het te weten en loopt doelbewust naar een poort.


Gebouw na gebouw, voor elke aandoening een eigen kazerne.



Het Isztván en het László ziekenhuis, naast elkaar. Gelukkig ben ik met mijn collega, die precies weet in welke zijstraat de ingang van ons gebouw is en de auto langs de straat onder een grote plataan parkeert.

Ons gebouw is niet 1 van de oude kazernes, het is een lelijk, jaren 50 achtig plat gebouw, aangetast door de tijd en door weer en wind en in ieder geval al veel te klein voor het groeiend aantal patienten met kanker.
De eerste indruk is een zucht. Een balie met 4 assistenten, druk met patienten en met telefoon, smalle gangetjes, helemaal volgepakt met stoelen met mensen die wachten. Lang wachten.

En toch....dit deel van het ziekenhuis heeft wel begrepen of heeft in ieder geval gevoel voor de mensen die hier moeten komen. Bij de ingang staat een knoppensysteem zoals we kennen van de IND en de banken. Dit systeem kent 2 knoppen, voor chemo druk op 1, voor controle of intake druk op 2. Er rolt een papiertje uit met een nummer en die nummers zijn te volgen op grote borden in de hal.

Wachten is erg en wachten op chemo al helemaal. Maar wachten zonder dat je weet hoe lang het gaat duren en in een ondoorzichtige warboel van wie wanneer mag is het misschien nog het allerergst. Ik kijk naar de mensen die op de knoppen drukken, blijmoedig pakken ze het nummer, kijken naar het bord, blijven even 5 minuten wachten om te kijken hoe snel het gaat en lopen dan via de achterdeur de tuin in, om daar op een bankje te gaan zitten.

Wij mogen even mee met de onco nurse naar hun keukentje, een klein pijpenlaatje waar het ondanks alles niet ongezellig is en waar ook nog tijd is voor koffie. De deur leidt naar de hal met nummers, dus de actie is vlakbij. Een mevrouw met een wit hesje is bezig met bekertjes limonade, met zoute stengels en met zoete koekjes. Mega aantallen die ze netjes op een karretje met wieltjes zet. We vragen waarom en zijn verrast door het antwoord. Voor de wachtenden, om het wachten ietsje minder onaangenaam te maken, zeker met de meer dan 35 graden die het vandaag weer is.

Als onze koffie op is begint zij haar ronde langs de mensen met nummertjes en bijna lijkt het een verjaardag en kletst iedereen met iedereen.
En dan spreken we de dokter.
Ik ga weg met een ander gevoel dan hoe ik binnen kwam. Een soort van opluchting. Ik heb het al vaker gezegd, ik hoop ze nooit nodig te hebben, echt nooit, maar als het dan toch een keer zo ver zou komen, dan in dit ziekenhuis, dit lelijke afgekloven gebouw met de perfecte onco nurse en de uitstekende, empatische, perfect Engels sprekende en goedgemutste dokter, die ook nog de baas is van het spul en de boel een beetje naar zijn hand kan zetten.

Inmiddels reden we de stad uit op weg naar Törökbalint.
Ik kende de plaats alleen van borden langs de snelweg, grote magazijnen met op- en overslag, bedrijven terreinen en mega supermarkten. Als je doorrijdt dan is Törökbalint een vriendelijke plaats, een groene oase tussen die magazijnen en snelwegen, mooie huizen, villawijken en een vriendelijk centrum met veel groen en terrasjes.

En een groot ziekenhuis natuurlijk.
Als je de borden met H negeert, dan lijkt het een kasteel. Een groot kasteel met meerdere vleugels, ik vermoed niet zo lang geleden gerenoveerd, de kleuren van onze pastorie en dezelfde leuke rode dakpannnen. De slagboom naar het grote park gaat zonder problemen open en we rijden het landgoed op. De vogels fluiten en alles ademt rust uit. Geen stadsgeluiden van tram en sirene, geen zijwegen, taxi standplaatsen, bushaltes en gangen vol patienten.



De buitenkant doet denken aan een kasteelhotel en als je je ogen dichtdoet en goed luistert dan waan je je in een bos, met open plekken waar je zo een herberg zou kunnen tegenkomen waar je met je paard of hond even zou kunnen rusten.

Binnen is het clean, alles gewit, een soort airco die het redelijk op temperatuur houdt. Een groot dakterras met uitzicht op de boomtoppen, dat helaas met een deur op slot is afgescheiden van de gangen en waar ook geen stoeltjes of bankjes staan.

Beneden in de kelder gewelven is de afdeling waar wij moeten zijn. Ik zie patienten en chemo kamers en de wachtenden staan, want ook hier geen bankjes. Een mevrouw eet een zelf meegenomen boterham en drinkt uit een eigen flesje water. Door een dikke deur heen horen we een ruzie tussen een bazige dokteres en een patient die het lef had gehad om op de deur te kloppen terwijl er toch duidelijk een A4-tje hangt waarop staat dat je gewoon voor de deur moet wachten.

Tegen ons is de dokteres poeslief maar ik versta niet alles wat ze zegt want ze kan of wil geen Engels of Duits. En dat lijkt gemeengoed in dit ziekenhuis.

Ik ga weg met een ander gevoel dan hoe ik binnenkwam. Een soort van opluchting dat ik hier weer weg kan. De facade is mooi maar 1 bezoekje maakt mij al duidelijk dat ik hier nooit als patient naar binnen wil. De dokters zijn uiteraard hoog gediplomeerd in dit kasteel, net als in die kazernes uit de stad, en de onco nurses natuurlijk ook, maar verder is het los zand, kil en gevoelloos.

Ik heb bewondering voor de onco mensen uit het Szent Isztván die tussen zo veel lelijkheid en narigheid iets moois weten te doen voor mensen die er liever niet zijn.


3 opmerkingen:

  1. Katinka, heel heel goed verhaal...dank je wel! Wij kennen Hongarije goed, dat weet je, ,maar dit soort situaties en de beschrijving ervan, heel informatief en prachtig gedaan.....

    BeantwoordenVerwijderen
  2. wat een prachtig verhaal weer.
    toevallig van de week iemand gesproken,een nederlandse, die in het ziekenhuis heeft gelegen hier. Mooi om te horen hoe dat allemaal gaat,toch ook weer heel anders dan in nederland, maar zeker niet slechter, want hoewel je er beroerd aan toe bent wanneer je niet iemand hebt die spulletjes voor je meebrengt....de zusters waren zo lief en de dokters kundig. er is nog tijd en aandacht hier en dat is iets wat in nederland totaal ontbreekt.
    En nu heb ik er een nog mooier beeld bij door jouw verhaal.
    Maar goed, we duimen maar dat we er verder nooit in hoeven te liggen.Maar dat geldt ook voor de nederlandse ziekenhuizen ;-)groetjes,lin

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Weet je, ik kreeg zelfs een beetje kippenvel. Ondanks dat het hier binnen toch echt 27 graden is. Zomaar, door de woorden die je geschreven hebt en de beeld dat je er mee schept. Dank je wel.

      Mip

      Verwijderen